Zoals iedere sport zijn eigen jargon kent, heeft ook schaatsen zijn eigen termen. Hieronder een lijst met de meest gebruikte termen binnen de schaatswereld.
De 600 meter wisselslag
Bij de 600 meter wisselslag worden de eerste 200 meter gereden met beide handen op de rug. De 200 meter daarna worden met een arm los gereden en de laatste 200 met beide armen los.
Harken
Met harken wordt het schaatsen met veel kracht bedoeld. Dit gaat echter gepaard met een slechte techniek en is dus niet erg effectief.
Kattenrug
Onder het rijden met een kattenrug wordt de houding van de schaatser aangeduid. Hierbij wijst het stuitje van de schaatser naar het ijs, waardoor de bekken achterover kantelen en de rug bol wordt. Net als een kat in de aanvalshouding. Deze houding wordt als zeer gunstig bestempeld.
Verzamelen
Deze term geeft het proces van een zijwaartse bijhaal aan, met als resultaat dat het vlak van het bijhaalbeen evenwijdig is aan het vlak van het afzetbeen. Daarnaast bevindt de knie van het bijhaalbeen zich achter de knie van het afzetbeen.
Van de schaats vallen
Wanneer nog voor het strekken van het been het lichaamsgewicht van de afzetschaats gehaald wordt, wordt de term “van de schaats vallen” gebruikt.